In dit praktijkexperiment zijn op 5 verschillende bedrijven 3 jaar lang de effecten van bokashi bemesting op bodem, gewas en water onderzocht. Bokashi + drijfmest is daarbij vergeleken met puur drijfmest en een controle (geen bemesting). Het doel van het onderzoek was het verkrijgen van een onderbouwd overzicht van de werking, mogelijkheden en kansen van bokashi.
Het betreft hier een praktijkexperiment met een beperkte steekproef grote en een grote variatie in percelen, resultaten van dit onderzoek moeten dan ook in dat licht bezien worden. Aangezien drie jaar beperkt is om bijvoorbeeld de effecten op bodemleven, organische stof goed te kunnen duiden moet je een experiment als in dit onderzoek langer laten doorlopen. De projectgroep en deelnemende agrariërs zijn dat ook voornemens. En tijdens het schrijven van dit rapport is voor het vierde jaar op rij bokashi toegediend op de percelen. De in dit rapport gepubliceerde resultaten zijn dan ook tussenresultaten van een proef die langer doorgezet zal worden.
Voor de graslandpercelen zien we na 3 jaar bokashi toedienen, een trend dat de productie van het gras bemest met bokashi hoger is dan de percelen zonder bemesting of met alleen drijfmest. De gehalten aan P, N-totaal en stikstofleverend vermogen zijn op de bokashi percelen gemiddeld ook hoger. Deze trends zijn op de zand percelen duidelijker dan op het klei perceel met gras. Er is op de graspercelen geen significant verschil in de ontwikkeling van het organische stofgehalte tussen de behandelingen. Het ouder worden van het grasland (geen grondbewerking en aanvoer via wortel en gewasrest) lijkt hier belangrijker te zijn dan de toediening van organisch meststoffen. Wel is er een duidelijk verschil tussen de behandelingen wanneer het om de bodembiologie gaat. Het aantal regenwormen is op de graspercelen met drijfmest en bokashi hoger dan zonder bemesting waarbij het aantal wormen op de drijfmest percelen weer iets hoger ligt dan op de bokashi percelen. De verhouding tussen volwassen en juvenile wormen verschilt tussen de bokashi en drijfmest percelen. Waarbij er meer volwassen wormen zijn op de bokashi percelen dan op de drijfmest percelen. Een mogelijke verklaring hiervoor is het moment van bokashi toedienen (voorjaar) en het moment van meten (najaar). Ook zien we op de bokashi percelen meer en een andere verhouding in de soort nematoden in vergelijking met drijfmest en de controle. Op bokashi zijn er significant meer bacterie etende nematoden aanwezig en minder plantenetende nematoden dan in andere behandelingen. Dit is een indicatie dat het bodemecosysteem aan het wijzigen is en er meer microbieel bodemleven aanwezig is in de bokashi percelen.
Concluderend kun je stellen dat bokashi op grasland een toegevoegde waarde lijkt te hebben tov drijfmest, de productie ligt hoger, de waarden voor bodemchemie zijn positiever en ontwikkeling van nematoden is gunstiger. Terwijl er geen grote verschillen zijn in organische stof opbouw en aantal wormen.
Het maisperceel laat een ander beeld zien dan de graspercelen. De mais productie op de bokashi ligt lager dan op de percelen met uitsluitend drijfmest. De percelen waar bokashi is toegediend hadden bij aanvang gemiddeld ook een lagere N voorraad en stikstofleverend vermogen dan de drijfmest percelen. Dit heeft mogelijk een beperkt effect gehad op de verschillen in opbrengst. Echter op zowel het drijfmest perceel als het bokashi perceel is het totale stikstof en stikstofleverend vermogen toegenomen. In vergelijking met de controle percelen, opbrengst na 3 jaar < 1ton ds/ha, doen de bokashi percelen het gewoon goed, >15 ton ds/ha. Op de bokashi percelen is het organische stof gestegen, met 0,1 % OS/jaar, terwijl op de drijfmest en de controle percelen het organische stofgehalte gemiddeld gedaald is. Het OS gehalte op de bokashi percelen lag bij aanvang van het experiment echter ook lager dan op de andere percelen. In 2021 lag het OS gehalte op de bokashi percelen gemiddeld net boven dat van drijfmest, dit verschil is niet significant. Komende jaren moet blijken of de stijging in OS gehalte op de bokashi percelen doorzet t.o.v. de overige behandelingen. Ondanks dat de OS gehalten in 2021 voor de drie behandelingen op hetzelfde niveau lagen is de C/N verhouding op de bokashi gedaald van ongeveer 15 naar 12. Dit is een mogelijke indicatie dat het bodemleven toeneemt. Kijken we naar de wormen dan zien we een vergelijkbaarbeeld als op de 62 graspercelen. Het aantal wormen is bij de drijfmest behandeling hoger dan op de bokashi percelen en ook de verhouding volwassen vs. juveniele wormen ligt op de bokashi maispercelen hoger dan op de drijfmest maispercelen. Daarentegen zien we op mais een ander nematoden beeld dan op grasland. Het aantal nematoden is in de bokashi en drijfmest percelen ongeveer gelijk. Op de bokashi percelen zijn er echter minder bacterie eters en meer plant eters dan op de drijfmest percelen.
Concluderend lijkt bokashi op maispercelen van minder toegevoegde waarde t.o.v. drijfmest dan op grasland. De productie ligt aanzienlijker lager. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of de stijging in OS gehalte doorzet.